Ik kwam op tijd in Zeist aan, maar ik heb Luns niet horen spreken. In de nacht die aan de lezing vooraf ging, hielden enkele afgevaardigden buiten op een grasveld een happening. Ik deed van harte mee. We trokken een laken over ons hoofd en gingen buiten staan joelen: hi-ha-happening. De reactie bij de ver antwoordelijke volwassenen was verbijsterend. Met knuppels sloegen ze op ons in. Een man huilde, schold en begon tegen ons over de Tweede Wereldoorlog. Wij waren erger dan de Duitsers. De volgende ochtend moesten alle lieden die betrokken waren bij het incident onmiddellijk en zon der ontvangst van de beloofde reiskostenvergoeding vertrekken. Onze reactie was doeltreffend. Vlak voor de komst van de minister blokkeerden we de toegang tot het gebouw, waarna de leiding van het congres als nog overstag ging. Wij - de dissidenten - kregen ons geld en vertrokken. Terug op school moest ik verant woording afleggen bij het bestuur van de scholieren vereniging vanwege mijn wangedrag. Het genot van censuur In maart 1966 zou het huwelijk van Beatrix plaatsvinden. Ik schreef een hoofdartikel voor de schoolkrant met de kop: Lang Leve de Republiek!, en gebruikte manmoedig begrippen als 'feodale instelling' en 'miljoenen verslin dend instituut'. Op de oranje omslag was een bruidspaar afgebeeld, omgeven door een compleet leger. Normaliter moest de inhoud van de krant vooraf door een censor bekeken worden, maar daar was het deze keer niet van gekomen. In ieder geval was de postzending al ver stuurd, toen mijn directeur achter de inhoud van het hoofdartikel kwam. Dat betekende dat tal van instel lingen voor onderwijs de subversieve literatuur onder ogen hadden gekregen. Op onze school zelf werd de gehele oplage in beslag genomen en vernietigd. Boven dien kreeg ik met onmiddellijke ingang ontslag als hoofdredacteur. (Het was een heerlijke ervaring om als gevaarlijk afgeschilderd te worden.) Mijn leraar Nederlands in die dagen heette Frits N.. Hij was een charmante, magere man van achter in de twintig, te mager voor de pakken die hij droeg. Hij wist als geen ander enthousiasme te wekken voor literatuur. Ik ging door het vuur voor die man. Helaas, hij niet voor mij. Hij verklaarde zich achteraf als censor accoord met de vernietiging van de oplage van de schoolkrant. Een week of wat later leverde ik het artikel over de monarchie bij hem in als regulier opstel. Toen hij het uiteindelijk in de klas besprak, complimenteerde hij me weliswaar met mijn stijl, maar torpedeerde vervolgens alle argumenten die ik tegen de monarchie had verza meld. Een vijftiental jaren later zag ik hem terug op het scherm als cultuurspecialist van de PvdA in de Tweede Kamer. Met zijn standpunt betreffende de monarchie zal hij in ieder geval bij de sociaal-democraten weinig problemen hebben ondervonden. Een paar dagen voordat het koninklijk huwelijk plaatsvond, kreeg ik een smal tijdschriftje opgestuurd door een van de provo's die ik in Zeist had leren kennen. Ook dit blad had een oranje omslag. De aanwezige cartoons gingen wel wat verder dan in mijn school krant. Oranje Boven, luidde het onderschrift onder de meest opvallende tekening. Aan een stevige talc van een eik hing een symbolisch lid van het koninklijk huis. Oranje boven! Helaas kreeg mijn moeder het tijdschrift in handen. Toen ik even niet oplette wierp ze het blaadje, dat nu een collectors item is geworden, in de nieuwe Bronco Pasja kolenhaard. Op de dag van het huwelijk verwelkomde ik de rookbom met groot enthousiasme. Wat vond Majesteit? Het mythische jaar 2000 is bijna voorbij. De volledige redactie van het literaire tijdschrift B. zit in de studio van de regionale omroep. Alsof dat nog niet voldoende is, zijn ook een portretschilder en een tekstschrijver van succesvolle soaps in de studio uitgenodigd. Het eerste halfuur van de uitzending is voor de schilder. Die heeft onlangs een portret van Beatrix mogen maken. De programmamaakster is hevig geïnteresseerd in alle details van de portretteer-sessie. Zei de Majesteit nog iets, hoe keek Majesteit, wat vond Majesteit. Ik laat de onzin aan me voorbijgaan en ga in gedachten nog eens na wat ik kwijt wil over het tijdschrift. Na een half uur mag de redactie haar zegje doen. Muziek, gebabbel van de interviewster. En dan tegen het eind van de uitzending een interventie van de portret schilder. Hij heeft een exemplaar van B. in zitten kijken en meldt: Dit is toch helemaal niks. Hij bedoelt een mail-art inzending over het thema Everything goes to the ocean. Ik wil reageren maar mijn collega-redacteur heeft het woord en bovendien heb ik op dat moment geen microfoon. Wat een matennaaier, denk ik. Wat een kut van een fijnschilder. Enkele dagen na de uitzending krijg ik een brief van de initiatiefnemer van het mail-art project. Hij 18 Zeeuws Tijdschrift 2001/1

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2001 | | pagina 20