Pleistocene grensstreek
Het nieuwe landschap
De grensstreek in Oost-Zeeuws-Vlaanderen
bestaat uit pleistocene zandgrond. Het
contrast met de aangrenzende kleipolders is
groot. De zandgronden zijn kleinschalig inge
richt. Ze hebben een heel eigen flora, met als
kenmerkende elementen onder meer planten
van droge zandgronden zoals struikheide,
valse salie en brem. Daarnaast komen water
planten voor van kalkarme milieus zoals
ondergedoken moerasscherm, vlottende bies
en duizendknoopfonteinkruid. Het landschap
is relatief kleinschalig ingericht en het land
bouwkundig gebruik kent een afwisseling tus
sen akkers en weilanden. De grootschalige
waterleidingbossen tussen Clinge en Sint
Jansteen behoren tot de grootste bos-
complexen van onze provincie, maar ander
zijds is er weer het nabijgelegen kleinschalige
landschap van de Clingepolder ten oosten van
Clinge met afwisselend kleine bosjes, akkers,
graslandjes en waterpartijen. De vlinderfauna
op deze pleistocene gronden wijkt tamelijk
sterk af van die op de zeeklei. Dat heeft waar
schijnlijk zowel met de bodem als met het
landschap te maken. Het Vlaams district, zoals
dat door botanici wordt onderscheiden, wordt
qua vlinderfauna in de eerste plaats
gekenmerkt door het talrijk voorkomen van
bosvlinders. Soorten zoals de citroenvlinder,
de eikenpage en het boomblauwtje hebben
hier hun belangrijkste vliegplaatsen binnen de
provincie. Ook het bont zandoogje, het land
kaartje en de gehakkelde aurelia zijn relatief
talrijk. Daarnaast zijn er ook niet aan bosrijk
landschap gebonden soorten die hier extra
veel voorkomen. Het sprekendste voorbeeld
vormt het oranjetipje, maar ook de kleine
vuurvlinder komt relatief erg veel voor. Een
aanzienlijke populatie van het koevinkje
markeert in Oost-Zeeuws-Vlaanderen de over
gang van pleistocene zandgrond naar jonge
zeeklei. Een intrigerend beeld, waarvoor
vooralsnog geen sluitende verklaring is.
Bos en park
In het kader van ruilverkavelingen en land
inrichtingsprojecten is in Zeeland de laatste
decennia veel bos aangelegd. Voorbeelden zijn
het Poelbos bij Goes en het Kapelse bos bij
Kapelle op Zuid-Beveland. Bospercelen en
(speel-)weiden wisselen eikaar in dit soort
gebieden af, wat resulteert in een gevarieerd
microklimaat. Ook gemeenten dragen hun
steentje bij door bij vrijwel iedere woonkern
een bos of park -hoe klein ook- aan te leggen.
Het staat ter discussie of de veelvuldige
bosaanleg voor een provincie zoals Zeeland,
met een van nature open en vrijwel boomloos
landschap, zonder meer als een aanwinst
moet worden beschouwd. Niettemin is het een
gegeven, en het staat wel vast dat ook sommi
ge dagvlinders er wel bij varen. Soorten zoals
het bont zandoogje, de gehakkelde aurelia en
het landkaartje vinden hier nieuwe mogelijk
heden. Maar ook voor meer schaarse vlinders
zoals het geelsprietdikkopje en het koevinkje
kan bosaanleg nieuwe mogelijkheden op
leveren.
Bospad te Schuddebeurs
'Fauncu ZeeCandiccu