Archeologische belangstelling
Colijnsplaat
en Noord-Beveland
Oosterschelde
6
Berging van een houten duiker bij het verdronken Rilland (2004, AWN).
De Oosterschelde, omsloten door de dijken van de voormalige eilan
den Schouwen-Duiveland, Sint-Philipsland, Tholen, Noord-Beveland,
Zuid-Beveland en de dammen van de Deltawerken, is aanvankelijk de
hoofdarm van de Schelde: Vlaanderens en Zeelands 'hoofdweg' naar
zee. Pas na grote vloeden sinds de late veertiende eeuw neemt de
Honte of Westerschelde die rol over.
Toch is de Oosterschelde in de middeleeuwen een relatief smalle
rivierarm. Door externe invloeden, maar ook slecht kustbeheer, moet
de mens steeds een stukje terugtrekken.
Niet alleen de verdronken landen getuigen hiervan, óók de vele
inlaagdijken, achter de zeedijk gelegd als extra bescherming.
En natuurlijk de karrevelden: als de zeedijk versterkt moest worden
haalde men de klei achter de dijk vandaan. Die werd met karren
afgevoerd, vandaar de naam karre(n)veld. De meeste inlagen en
karrevelden zijn nu natuurgebied.
De Oosterschelde groeit uit tot een brede, machtige stroom, die pas
sinds 1986 is afgesloten met een stormvloedkering, voorzien van 62
beweegbare schuiven. Het getij en het zilte karakter zijn hierdoor
grotendeels behouden. Het verdronken land ten noorden van
Noord-Beveland, het Zuidland van Schouwen, het Verdronken
Land van Zuid-Beveland: sinds 2002 zijn ze allemaal onderdeel
van het Nationaal Park Oosterschelde.
Al enkele eeuwen vinden archeologische waarnemingen plaats op
het verdronken land. De kerk van Reimerswaal wordt al in 1776
opgemeten. De eerste serieuze publicatie over de stad stamt uit 1788
en is van de hand van kroniekschrijver Jacobus Ermerins uit Veere.
Ermerins verwondert zich erover dat een stad die door "Koophandel,
Zeevaard en Neering" eens zo beroemd was bij de nazaat, onbekend is
geraakt.
In de twintigste eeuw zijn ook veel schatgravers actief op het
verdronken land. Uit het dorp Nieuwlande, ten zuidwesten van
Reimerswaal, komen meer dan duizend pelgrimsinsignes van tin/lood
uit vooral de veertiende en vijftiende eeuw. Hier vindt ook het oudste
systematische onderzoek plaats van een verdronken dorp in Zeeland
(1926), in opdracht van het Zeeuwsch Genootschap der
Wetenschappen. Een insigneproject in het prijsgegeven Westen-
schouwen levert eind twintigste eeuw 1195 insignes op, inclusief veel
wereldse voorstellingen.
Het ringdorp Valkenisse, gesticht eind twaalfde eeuw en verloren
gegaan in 1682, is archeologisch gezien Zeelands belangrijkste
verdronken dorp. Het ligt vóór de schorren van Waarde, aan de
noordkant van de Westerschelde. Vanaf circa 1990 vindt meer dan
tien jaar onderzoek plaats. Valkenisse is nu wettelijk beschermd als
archeologisch monument, maar ook fysiek door middel van strek
dammen. Uniek voor Nederland! Het zo goed mogelijk in kaart ge
brachte dorp rust onzichtbaar onder een dikke laag beschermend slik.
Elk restant van een verdronken nederzetting telt. Nog steeds verdwijnt
veel. Het machtige kasteel van Saeftinghe (Oost-Zeeuws-Vlaanderen)
waarvan in 1906 nog drie meter dikke fundamenten worden
waargenomen, kan bij booronderzoek in 2001 niet eens meer worden
gelokaliseerd. Restanten van verdronken dorpen in de Oosterschelde
worden aangetast door de Japanse oester.
Het Monument en Informatiepunt voor de Verdronken Dorpen in
Zeeland staan niet voor niets bij Colijnsplaat. Het dorp is in 1598
gesticht in de Oud-Noord-Bevelandpolder, de eerste herdijking
van het in 1530/32 verdronken Noord-Beveland. De omgeving
is getekend door herinneringen aan de strijd tegen het water.
Het Nehalenniatempeltje [1] in het dorp verwijst naar de in zee
verdwenen Romeinse handelsplaats Ganuenta. Het monument
'Houen Jongens!' [2] naar de heldenmoed van lokale burgers tijdens
de Februariramp in 1953. Johannis de Rijke (1842-1913), die als
waterstaatsman triomfen vierde in Japan, wordt in het dorp geëerd
met een standbeeld [3] bij de haven en een borstbeeld. Net als
De Rijke is de Zeeuwse waterstaatsman en publicist Adriaan
Hollestelle (1832-1922) geboren in Colijnsplaat.
Ten westen van Colijnsplaat ligt de Wanteskuip, met archeologische
resten van het middeleeuwse, verzwolgen Noord-Beveland. Ook de
inlagen verder naar het westen vertellen het verhaal van het water.
Eigenlijk is de hele noordkust van Noord-Beveland én de voorliggende
Oosterschelde een monument van tweeduizend jaar dynamiek in de
verhouding van land en zee.
Waar ooit Ganuenta lag, bevindt zich in de middeleeuwen het eiland
Orizand, in de zeventiende eeuw korte tijd ingepolderd. In deze
omgeving ligt nu de plaat Vuilbaard. Tussen Orizand en de huidige
noordkust worden nadien polders bedijkt, die allemaal weer verloren
gaan.