Peetied in Zeeland
Ft
tv.
Tri
r
V*- - r-R"'-*
Midden september begint de campagnetijd. De suikerbieten zijn geoogst en liggen op grote hopen
te wachten op vervoer naar de suikerfabriek. Zo'n anderhalve eeuw geleden werd de verbouw
van suikerbieten van groot belang voor de Zeeuwse landbouw. Op allerlei manieren heeft de
bietenteelt zijn sporen in Zeeland achtergelaten.
J
*1
T
1
Suikerbieten in Zeeuws-Vlaanderen (foto Paul van Bueren voor DNA-Beeldbank op www.laatzeelandzien.nl).
De suikerbiet is een betrekkelijk jong gewas op Zeeuwse
bodem. Pas eind negentiende eeuw werd hij een succes
factor in de Zeeuwse landbouw. De teelt werd toen sterk
uitgebreid en er werden suikerfabrieken opgericht.
De krachtige ontwikkeling was een gevolg van het feit
dat de prijs van suikerbieten hoog bleef terwijl die van veel
andere landbouwproducten sterk daalde. Suikerfabrikanten
boden de boeren bovendien een voorschot per areaal te
leveren bieten, hetgeen heel aantrekkelijk was voor de
boeren. Dankzij de introductie van kunstmest konden zij
de vruchtbaarheid van de bodem, die sterk leed onder
de bietenteelt, op peil houden.
Zaaien en oogsten
Suikerbieten werden vroeger in mei gezaaid, tegenwoordig
al in maart. Na enkele weken moesten de jonge plantjes
'gedund' worden, zodat er om de 30 centimeter een sterke
biet kon groeien. Het dunnen lieten de boeren bij voorkeur
door kinderen doen. Die vertrapten door hun lichte gewicht
de plantjes niet zo snel. Daarna moest tot aan de oogst
meerdere malen onkruid worden gewied. Vanaf midden
september werden de suikerbieten geoogst. In het begin
werd dat nog met de hand gedaan. Met een speciale
peespae (spade met twee tanden) werd de biet uit de grond
gewipt, waarna hij met een kapmes van het bovenste deel
(de kop met loof en al) werd ontdaan. Dit was, net als het
zaaien, zwaar werk. Het loof werd ingekuild en diende als
veevoer. Als koeien het aten, ging de melk ernaar ruiken.
Later kwamen er rooimachines. Omdat daarmee minder
schoon bietenloof overbleef, werd het kuilen achterwege
gelaten en het loof vaak ondergeploegd.
Bietenhaventjes
Op wagens met paarden ervoor gingen de suikerbieten
naar het dichtstbijzijnde landbouwhaventje of de dichtst
bijzijnde laadplaats bij een spoor- of tramweg. Daar zetten
de bieten hun tocht naar de fabriek per binnenschip of
trein/tram voort. Op Noord-Beveland had bijna elk dorp
zijn eigen haventje en ging het bietentransport uitsluitend
over water. Vanwege het grote aandeel dat het eiland had
in de bietenteelt, kreeg het de bijnaam Peeland. De boeren
reden de suikerbieten op grote wagens met paarden ervoor
rechtstreeks naar de kade van de bietenhaventjes. Daar
vulden veelal vrouwen de grote manden met bieten. Een
vaste groep 'peedraehers' (losse arbeiders) en vrouwen
brachten de bieten over smalle, 'beslikte' loopplanken aan
Zeeuws Erfgoed 1 Q september 2015 03