Tot op het bot
De skeletten van Klaaskinderkerke
Osteoarcheologie, de studie naar menselijke skeletten uit een archeologische context, is zeer
waardevol in het onderzoek naar het verleden. De analyse van botmateriaal biedt de mogelijkheid
om direct naar de mensen zelf te kijken en op deze manier meer te weten te komen over hun leven
en uitdagingen. Binnen een groter promotieonderzoek van auteur Rachel Schats zijn de skeletten
van Klaaskinderkerke bestudeerd. Deze analyse heeft bijgedragen aan een beter begrip van het
leven in laatmiddeleeuws Zeeland.
Klaaskinderkerke was een laatmiddeleeuws dorp op
Schouwen-Duiveland tussen het huidige Scharendijke en
de haven Den Osse en bewoond van de late twaalfde tot
de zestiende eeuw. Rond 1570 verdronk het dorp en werd
het verlaten. Na de watersnoodramp van 1953 werden op
de voormalige plek van Klaaskinderkerke menselijke
skeletten en resten van een kerk aangetroffen. In 1959
werd besloten om de begraafplaats
op te graven om verdere
schade te voorkomen.
Hoewel het water al veel
graven had verstoord
konden toch 54
complete skeletten
worden geborgen.
Deze resten zijn
recentelijk opnieuw
geanalyseerd.
Mannen, vrouwen en
kinderen
De osteoarcheologische analyse liet
zien dat er mannen, vrouwen en
kinderen begraven waren op de
begraafplaats van Klaaskinderkerke,
zowel binnen als buiten de kerk. Er zijn
opvallend meer mannen dan vrouwen
opgegraven. Van de 50 volwassen individuen
zijn er 33 van het mannelijke geslacht en slechts
17 vrouwen. Wel waren alle volwassen leeftijds
categorieën vertegenwoordigd. Het aantal aan
getroffen kinderen is erg laag: slechts 4 individuen
waren jonger dan 18 jaar. Dit is opvallend omdat het
te verwachten is dat in de middeleeuwen de kinder
sterfte relatief hoog was. Modellen gebaseerd op
pre-industriële samenlevingen gaan er van uit dat
30 procent van de individuen in een begraafplaats
jonger dan 18 jaar zou moeten zijn.
beperkt deel van de begraafplaats geborgen. Het is goed
mogelijk dat bij een groter opgravingsgebied meer vrouwen
en kinderen waren aangetroffen.
Gezondheid en ziekte
Hoewel niet alle ziektes zichtbaar zijn in het skelet,
kan osteoarcheologie een beeld geven van bepaalde
aandoeningen in een samenleving. In de Klaaskinderkerkse
collectie zijn veel pathologieën aangetroffen die ook in
andere skeletassemblages voorkomen. Artrose, degeneratie
van het gewricht, is een aandoening die veel
voorkwam in Klaaskinderkerke, met name bij
de oudere individuen. Van de 50 volwassenen
individuen hadden er 14 artrose in een of
meerdere gewrichten. Opvallend is het
relatief hoge percentage heupartrose
(12 procent) in vergelijking met andere
collecties, wat suggereert dat er specifieke
activiteiten in Klaaskinderkerke werden
uitgevoerd waarbij heupen zwaar werden
belast. Vooral de mannen hadden hiervan last,
wat mogelijk aangeeft dat mannen en vrouwen
verschillende taken hadden.
Daarnaast is ook het hoge percentage cribra
orbitalia (32 procent) opvallend in de
Klaaskinderkerkse collectie. Deze aandoening,
gekenmerkt door porositeit van de oogkassen,
wordt meestal in verband gebracht met bloed
armoede. Hoewel bloedarmoede kan worden
veroorzaakt door ondervoeding, bloedverlies en
andere ziektes, kan het ook het gevolg zijn van
een malaria-infectie. Nederland is nu volledig
malariavrij, maar tot 1950 kwam de ziekte nog
vaak voor, vooral in de kustgebieden van Holland
en Zeeland. Mogelijk geeft het hoge aantal mensen
met cribra orbitalia aan dat ook de bewoners van
Klaaskinderkerke last hadden van deze ziekte.
Een andere ziekte waargenomen in de
Klaaskinderkerkse collectie is rachitis of Engelse
ziekte. Deze aandoening wordt veroorzaakt door
een tekort aan vitamine D, en zorgt ervoor dat
Heupartrose in het linker bovenbeen van een man tussen de
35 en 46 jaar. Rondom en op de kop van het bovenbeen is extra
bot gevormd en de kop is nu afgeplat in plaats van rond.
In de huidige tijd zou deze heup zeker zijn vervangen door
een kunstheup.
Zeer waarschijnlijk heeft het overschot aan mannen
en het lage aantal kinderen te maken met de schade
door overstromingen en de omvang van het
opgravingsgebied. Kinderbotten zijn kleiner en
brozer dan die van volwassenen en kunnen daardoor
makkelijker beschadigen of wegspoelen. Dit zou
ook verklaren waarom er geen kinderen jonger dan
4 jaar zijn opgegraven. Daarnaast is slechts een