i5o>
rooft doof d'aantrekkingskragt van een en
kel brokje quik-en zilverdeeg, mits alles in d'
opgegeevene eevenredigheid verrigt worde.
Maar d'eenvoudigheid der toebereidinge
belet nietdat byna telkensals men de
ze kunstgreep in 'twerk fteld,eenig meer of
min groot onderlcheidindeszelfs voortbreng-
fels te vinden is, want naar maate dat de
zuiverheid van het gebruikt wordende zil
ver, qmkzilver en fterk water, nu eens on
volmaakter dan volmaakter wordt aangetrof
fen ziet men ook de boomtjes korter of ry-
ziger van gehaltemet meerder of weiniger
takjes, en deeze nu ook dikker dan dunder
te voorfchyn koomenindien men het toe
bereide vogtdoor meer water daar onder
te mengen, flapper gemaakt heeft, ziet men
ook de takfchietingen langzaam gebeuren,
en de takjes zeiven weiniger in getal en lan
ger worden, 'tgeen als dan dezelve meer
naar boomtjes doet gelyken: het tegendeel
gebeurtals men onder het toebereid vogt
minder water gegoten heeft, en dat het zel
ve duskragtiger is, want als dan wordt de
geheele oppervlakte van het brokje zilver
deeg als in één oogenblik bedekt met een
kort en digt in één gedrongen heesterge-
wasch
Voorts zoo zal ook het toebereide vogt,
dat kragtig genoeg bevonden wordt om een
fraaie