til 319 1 12 61 15, 84 20Ó, 12Ö 893C 53 53 5 6. Wanneer men de uiterlle naankeiU righeidgelyk wel in de Algebra of Hel kunst, niet van noode heeft, is men thans gewoon200 wel kleiner foorten van munt maatgewicht en tydals andere breuken tot een' gemeenen Noemer van 10, 100 100010000. of kleiner deelen te brengen, (die men partes decimales, tientallen of tien de breuken noemten de achterfte breuk- jes minder dan f te verwaarloozenmaar boven voor één meer te rekenen. De rest leert men best door de oefening zelve. Dus word het 2. voorb. in 5. tot 10000. deelt jes gebracht op deze wyze(Zie 4. van 't IJL Hoojdjl.) 5 in B 280] f401 2-80) 35 fj 8 3 B 1 1H 200 1 1 105 fi 280 J 20 1 Q II 5, 168 3, 200 l5 105 232, 4 3famen 235 280 C 280 280,

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1769 | | pagina 379