C 508 onfeilbaar zou kunnen doen doorgaan XLVI. De fnelziende oogen der gene die zienzullen niet te rugge zien, zegt je- saïas (1) op eene andereplaats, n'S. vitringa zet het over door verdonkerd wor denvolgens de kragt van den Chaldeew- fchen wortel 1W. Maar dit is mis: want onze waereldberoemde schultens toont dat njfë' te kennen geeft het matigen eener Jlerke Jlartingfche aankykinge met fcherpe en doordringende begluringe (m). De Propheet belooft aan, dat de uitverkorene alleZien- ders zullen worden, gelyk Mofes en Bile- amen dat zyop het fterk aanzien der aangename voorwerpennimmer eenige fchemeringevermoeyinge of verflappinge in hunne oogen ontwaren zullen. XLVII. Owat heeft men niet door het Vergrootglas en den Verrekyker, fe- dert derzelver uitvindinge, menige niewe waerelden van wonderen ontdekt, duizen den tafereelen, in welke de Goddelyke Heerlykheid word opgeluifterd Welke aangenaamheden hebben ons de Kunstgla zen niet aangebragt! Wat hebben wydan niet te wagten by de volledige verbeterin- ge onzer zintuigen Onze oogen zullen den Ko- (1) jes. XXXII. 3. (rn) Comm. in job T. I. 348.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1769 | | pagina 572