5^3 fen verflrekten, de machten der duiflernis- fe offerden rookten op tichelfteenen ver- nacht ten in de gravenonder de overledenen hier in hunne kuilen ah in hunne kerkers be waard, en zochten door hare offerhanden (k) en tovergebeden en vele belachlyke gebaaren de bleeke fchimmen op te dries- fchen om het geen nakende was te ontdek ken, Horaüus (1) klaagde zeer wegens den overlast welken hy van die tooveresfenleedt, en het geene hy dien aangaande heeft be- fpied kan zeer dienenom het welk van Oobh en desfelfs piepende flemme gezegd is na der op te helderen. Dusfchryft hy 'ervan 2 Nu kan men de Esquilien veilig bewo- nenen zich op den lüfligen heuvel ver- luchtigen daar onlangs de grond, met witte doodsbeenderen bezaaideen on- aangenaam gezicht veroorzaakte. Even- wel doen my de dieven en de vogelen gewoon deze plaats te ontrusten, minder moeite en arbeid aandan de fnoode too- veresfendie door hare gezangen en ve- nynen de gemoederen der menfchen we- ten te regeren. Deze kan ik op geener- N n 2 ley (k) tuCAN. L. VI. f 511. Defertaque bufta' Incolictumuios cxpulfis obtinct urnbri/p Grata Deis Erebi. Coetus.audire filcMtum,- IS5osfedomos ftygiasarcanaque Ditisopertl Non Superi, non vita vetatv (1) Éerfte Boek8fte Hekeldicht,

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1769 | | pagina 627