hunnen oorfprong neemen van denhairigeii
banden ftraalsgewys na den rand van den
oogappel voortloopende tweede ,de krings
wyzewelke de rondte van den oogappe
beflaan, en de eerfte overkruisfenuit de
ze ontdekking zoude men ook kunnen of
maakendat 'er hier in den mensch twe
derlei veezelen plaats hebbende lang wei
pige voor de verwyding van den oogappe
en de kringswyze voor deszelfs vernauwinj
Maar op welke wyze zoude het licht i
ilaat zyn deze beweegingen in den ooga;
pel te weeg te brengen gefchied zulks oc
door de prikkeling, die de lichtftraalen 0
den regenboog veroorzaaken of wort
het te weeg gebragt door de lichtllraak
zelvedie op het netvlies vallen het laa
lie fchynd wel het aanneemelykftewat
de Heer haller heeft door verfchd
proefneemingen aangetoonddat de oo<
appel dezelfde blyften aan geene verat
deringen onderhevig isop welke wyze me
ook den regenboog prikkelde ziet men nie;
dat indien de gezichtzenuw ongevoeli
wordt, door een glaucomaparalyjis of et
nige andere ziekte, de oogappel tot gee
beweeging in Haat is, hoe fterk ook het in
drukzel van 't licht op'toog mag zyn? (u)
He
(u) De proefneenung van den Heer iontana diet.
C 20