4o
oppervlakte van het hoornvlies tot het kri
llallyn is i\ lynwanneer men echter de dit
te van het hoornvlies hier by reekend, zot
is de afftand van de buitenfte oppervlak:
van het hoornvlies tot het kriftallyn I ,i lyt
De diepte van de voorfte kamer of de al]
Hand van het hoornvlies tot den regenboo;
is gemeenelyk of i lyn. De diepte va
de agterfle kamer is meest I of l lyn. D.
zyn de afmeetingen der beide kamers va:
't oog, waar in het waterige vogt behoudt
is, tot welks befchouwing ik nu over gaa,
<5 XVIII. Het waterige vogt (humor aqu
fus) is een dunhelder vogtzonder reul
van een eenigzints zoute fmaakvervullei
de de beide kameren van 't oog. Het zelf
is zeer onderfcheiden van de overige vo:
tendie den oogbol vervullenvermits ht
uit fyne lymphatike deelen fchynd zaamgt
field te zyn, daar in de andere een werl
tuiglyk zamenflel te vinden is. Wat d
hoeveelheid aanbelangt, dezelve valt moei:
lyk te bepaalenedoch volgens de uitrei
keningen van petit en musschenbroek(s
zoude het op 4,08 greinen uitloopen. Oa
trent den oorfprong van het zelve is me
het niet eensik zwyge van de ongerymdt
gevoelens der ouden, dat het door de 2e
nu
(s) Introdvtt, ad Fhilof. Nat( Tom. II. MDCCCLXÏÏ
n- 754-