430 J. VAN IPEREN O VER DE
Misfchien zou dit eenigen invloed kun
nen hebben op het beoordeelen der an
dere Hiftorifche LofzangengelykPfalm
CIVCV en CVIwelkein dat derde
met den CXXXVI Pfalm gelykvormig
zyn.
LIII. Inden Honderd en Zevenden
Pfalm doet zig nog iet anders opdat
ik hier niet onaangeroerd kan laten.
Daar leest men viermalen, tusfchenon-
derfcheidene opheffingen van het Ge
zang indie alle ook iets gelykvormigs
in zig behelzentweederleye voorlieden
byna woordelyk overeenllemmende:
als mede:
ïk zegge, dat zy byna woordelyk
over-
Sihon den Amoritifchen koning
en wederom by vervolginge en voltoyinge:
En Og den koning van Baf an.
Dog roepende tot den Heere in de benaawtheid
die zy hadden
Heeft hy ze geredt uit hunne angften.
Laatze voor den Heere zyne goedertierenheid
loven
En zyne wonderwerken voor Adams kinderen.