5|p4 ÖERARDI WINDII
(imam in his requiri attentionem et pru-
dentiam, ut optime perfpe&um habeat
Medicus, quid fibi agendum incumbat,
ut feliciter tollatur morbus, qui ex tali
mutatione emanat. Ne itaquead ida-
gandas morborum caufas, incerto tra-
mite in medicina vagemurdubitari non
potestquin facem praeferre debeat ama-
bilis ilia et nunquam fatis excolenda ana-
tome, quae, in privates ufus a me excul-
ta, occafionem mihi fubminiftravitut
ea nunc exponere liceat, quae non fine
infigni admiratione, et quafi ftupore men
tis in disfecando cadavere humano a me
obferyata fuere.
Men-
ken, blykt het klaar, dat hierin een naauwe toe
zicht en voorzigtigheid vereischt wordop dat
een Geneesheer vooral weetewat hem te doen
ftaat, om de ziekte te herftellen, die uit zodanige
verandering zyn oorfprong neemt. Op dat men dan
in het navorfchen van de oorzaken der ziekten,
niet in 't onzeker in de Geneeskunde geflingert
worde, is 'er geen twyfel aan, of de behoorlyke,
en nooyt genoeg te oeffenende Ontleedkunde,
moet ons hier in voorligtendewelke tot myne
byzondere nuttigheid van my behandelt zynde,
gelegenheid gegeven heeft, om thans onder het
oog te brengenhet geen niet zonder de grootfte
verwonderingen als met verbazing van my in het
«ïltledea yan een dood lighaam is waargenomen.