47° J* W. PARIS OVER 'T VERBAND niet aangenaam zyn, en noch veel min der om 'er zo een oordeel over te vel len 't welk tot een beweeggrond voor den wille zou konnen verftrekkenom het goede te verkiezendewyl zy zei ven de allerfterkfte beweeggrond zyn, om het niet te doen. Zyn 'er bedaar de oogenblikken, dat de ziele begint natedenkenen ontwerpen wil maaken tot betere voorneemens en befluiten, de eerfte aanval der zinlyke drift werpt die overhoopzo dra hy maar van bui ten verleidende voorwerpen ontmoet, hy trekt alle aandacht en begeertens der Ziele tot zich zeiven, hy verdicht uit- vlugten, maakt voorwendzelen en uit zonderingen, onderwerpt alle gedachten en overleggingen onder zyn gebied, en weet die zo te fchikken en te doen wer ken als de zinlykheid begeerd en heb ben wil. Zy maakt zich eerst meester van den wille, daarna folterd ze het verftand, om zich een fyjlema te for- menwaar in ze meend te konnen be rusten en in het welk het Theoretisch en Pradisch deel door een zwaai van geestige gedachten in zo een nauw ver band word gebragt, als ter begunftiging van die groote hoofdles dienen kan: Laat

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1775 | | pagina 506