184 G# GREEVE OVER
fel af, en in alles befloeg het ruim een
prop als een lidt ener vinger: ik dacht
hier in een beenfplinter te vinden, maar
het was zo niet; aan den omtrek van
deze fcheiding van 't Cerebrum was het
Cerebrum als kleine darmtjes geboogen
hoog rood van couleur, en opgeblazen
als of ze wind bevatten, en deze waren
geweldig genegen om zich op te heften
en de been-wond uit te dringen, zelfs Ho
pen zy tusfchen de geringde reetendoch
geen voordeel ziende in 't gebruikte mid
del, befloot ik droog te verbinden, en
alles zo wel te vullendat ik niets ont-
floten overliet, waardoor ik my tegen
derzelver uitkruiping kantede. De lyder
was daags zeer rustig en 's avonds vond
ik hem zo fterk fnorkend flapen, dat ik
in verbeelding wasof deze flaap ook
tegennatuurlyk wasdoch hem maar
even aan de hand vattende om den pols te
voelen,ontwaakte hy, en rustte't overi
ge van den nagt heel wel.
Den 3. dito zynde toen den 15. dag
was hy vry wel, by het verband vond
ik een zeer wel gellelden etter, zo in
den omtrek van de wond, als over 't
Cerebrumgeen fcheiding meer van 't Ce
rebrum gewaar wordendewas pok de
yo«