434 j« DU p0NT OVER DE meer en meer geopenddunner en ftrakker gefpannen word; dat het on- derfte van het ey met de daar in beflo- te wateren het eerstvervolgens de vrugt, daarna de nageboorte, en ein- delyk de kraamvloed door dezen baar moeders mond uitzakken denzelven verwydenrekken en tegen de naburige deelen van het bekken aandrukken. <5 52 Met het einde van yder waa- re wee en nawee vermindert ook de fa- mentrekkende werking van de lyfmoe- der, en houdt eindelyk voor eenigen tyd geheel en al opde lighamen die gedurende een wee en nawee door den hals en mond der baarmoederals me de door de fcheede en den fcheede- mond gedreven wierden, deinzen we der eenigfins te rug, of blyven op de plaats die zy ftaande de wee befloegen of worden ten eenemaale uitgedreven; de baarmoeders mond word nu weder als 't ware naauwer, flapper, dikker, of blyit Hand houden zoo als hy gedu rende een wee zig bevondtof trekt zig hoe langs hoe meer famen en fluit zig allengskens. Uit de dus verre opgenoemde yerfchynielen 50 51. 52.) mag men met

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1778 | | pagina 508