WEEN EN NAWEEN. 4 73
104. Het geen tot dus verre aan*
gaande de al te zwakke ween gezegd is,
kan men insgelyks toepasfen op de ween
die al te traag zyn en niet kort genoeg
opeen volgen; nademaal het meest al
dezelfde oorzaken zyn die de ween en
verzwakken en vertragen. De ween
kunnen ook trager op elkander volgen,
wanneer derzelver oorzaken niet by
aanhoudenheid of lang genoeg agter
een werkende bly venzoo als wanneer
(om een voorbeeld ter opheldering by
te brengen) in het begin des arbeids de
wateren ten eenen maal wegvloeyen
want dan zyn 'er geen watervliezen die
den gevoeligen baarmoeders mond by
aanhoudenheid blyven uitzetten en
's kinds hoofd is nog niet laag genoeg
om zulks te verrigten.
105. Ter aanwakkering dezer ver
traagde ween moet men in het alge
meen denzelfden weg inflaandie te vo
ren ter verllerking der al te zwakke
ween is aangewezenmen moet ook
(om by het voorgemelde voorbeeld te
blyven) ingeval de watervliezen te vroeg-
tydig gefcheurd zynen vooral zoo 'er
zig eenig ander deel dan 's kinds hoofd
voordoet, als wanneer 'er zelden een
Gg 5 goed