JOODEN TE COCHIM, 577
tfènïg gewag vindenin J. A. van Mandeis-
low, fchrijven aan Adam Olearius 1639. p. 49»
Amft. 1661. Achter de Oost-lndifche Reize
van Olearius-, Als mede in wilh. wilheimii
JDisfert. de 10 trib. Jsraëliticis ab Asfyrns in
Êxilium abductls. Harderw. 1671. in 8°, uicde
berichten van twee Jefuiten Trigaltiusen Al~
p'oonfus Comedrus. Ook bij b. walton, in Prole-
gom. Bibl. Polyglot. T. I. Prol. III. 41. p. 25,
uit de verhaalen van Semedo. Zoo ook in a.
calmet de Regionibus in quas 10 tribus Israëli-
ticae abductaefunt &c, Ed. Luc. 2^9. Venet.
183, Voor al in de Narichteneerst van den
JefuitRiccien daar na van Gozanivan 1704.
nopensJooden, die zich toen te Kaij fong-fu
in de provincie Honan bevondenen aldaar
zedert 't jaar 249 voor C geboorte, zouden ge
weest zijn, welke te vinden zijn in de Lettres
edifiantes et curieufes ecrites par quelques Mis-
fi on air es de la Compagnie de Je Jus. T. VII.
van welke berichten eenig gewag is in a. cal-
meti Disf. de Regionibusin quas Israëlitae
difperji funt. p. 183 Ed. Ven. Luc, 239.
Gelijk ook 't geen uit de nadere berichten
over de Chineefche Joodengegeeven door
de Jefuiten Gozani, Domange en Gaubil, is
op te maakenwaar in ook de Befchrijving
is van hun md handjchrift van Mofes wet,
zonder klankitippen gemeld door jablo^s-
ki, Prol, ad Bibl, Hebr. 0. 38. en b. ken-
nicot Disf. II. fuper ratione textus Hebr.
V. T. p. 508, Lipf, 1765.
De hoofdjom van welke laatfte narichten
der Jefuiten is overgenoomen, in't vervolg der
Algemeene Historie VUL D. I ft. p. 178
VI. DEEL, O O I85