70 J. HARGER OVER HET het ten dertienmaal by den Rouwerdie 'er den ftapel van het eene einde tot het andere wel op fchikt; dan gaathet naar den Verwerdie het verrykt met de begeerde koleur; daarna ontfangt het de Draogfcheerder weder op zyn disch flrykt het hair geïyk, fpant rekt en droogt het op het raam, vouwt het zoo, dat het by den Per sierom 'er den glans op te brengen kan be zorgd worden. Van den Persfer komt het in de winkels om verkogt te wor den en tot gebruik te dienen. Wat moet 'er dus niet al gedaan worden, eer wolie tot laken is gebragt? wat moeten 'er niet een meenigte men- fchen, onderfcheiden in bedryf, fëxen en jaaren om hun brood te winnen aan arbeiden, als die Fabrieken in Ne derland bloeien? wat moeten 'er ook niet een meenigte van handen en tan den werk en voedfel ontbeeren als het tegengeftelde plaats heeft moch ten Nederlands Inwoonderen hier door worden aangefpoord tot het dragen van onze inlandiche Lakens en Stoffen om het diep verval der Fabrieken, en derzelver noodlottige gevolgen van nu voortaan eenpaarig op te beuren. Mo-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1780 | | pagina 100