148 N. H. VAN CHARANTE OVER
de, in ons ontwerp, daar wy van be-
hoeftigen ipreken, niet te pas komt;
zoo
worden verkwist:Dit laatfte ftuk zullen wy
naderhand opzettelyk ovcrweegen moeten.In-
tusfchen vreezen wy, dat denoodigebehoedzaam
heid in het uitdeden van byzondere aaimoesfen
aan de deuren of in de huizen der armen op verre
na door elk een niet wordt in agt genoomen.
Het ontbreekt niet alleen veelen aan de noodige
kunde, gelegenheid en lust, om by eiken aanzoek
een nieuwe en naauwkeurige ondervraaging in het
werk te Rellen; maar veeien ftaan ook in de ver
beelding, dat van hunne handen niets dan barm
hartigheid en üefdegaaven geëischt worden maar
dat het voor rekening der vraagers alleen lcopt,
of zy inderdaad voorwerpen van medelyden zyn
de liefdegaaven noodig hebben en wel gebrui
ken.Van zulken althans, in welken de over-
blyffelen van bygelooovigheiden eene blinde me
dedeelzaamheid om zich des te verdienRelyker
door hunne goede werken by het Opperweezen te
maakenplaats grypen is gewis niet te verwag-
ten, dat zy hunne aalmoesièn beter, maar wel,
dat zy dezelven ilegter beiteeden zullen, dan die
aan welken dit werk in het algemeen aanbevoo-
len is. lntusfchen is zulk een begrip geheel ver
keerd. terwyl wv van alles wat wy ontfangen en
uitgeeven verantwoording aan ons zeiven, en
aan onzen Godlyken weldoener verfchuidigd zyn.
Het zyn zyne gaaven, die hy ons geeft, omze
of voor ons zeiven met maatigheid tot een goed
einde te gebruiken of dezelve, daar het noodzaa-
kelyk isaan anderen mede te deelen. Indien wy
dezen regel over het noofd zien indien wy gee-
ven aan elk, die vraagt, wy zullen dikwerf eene
van God volRrekt verboode begeerlykheid vol
doen de handen der luyheid Ry venoi de over
daad