te voldoen, als ter zyde moet gefield
wordenfrier in geen aanmerking ko
men
*50 N. H. VAN CHAR ANTE OVER
haam uitmaaken, dat gefield is, om losfe en vaste
inkomsten ten behoeve der armen van cene zekere
plaats, in te zamelen, te bewaaren, en aan dezel
ve naar een ieders iiaat, en behoeften uit te koe
ren. Het is niet te verwonderen, dat de wetten
van Hem, die de Liefde en Barmhartigheid zelfs is
hier toe alle roodige fchikkingen weleer maakte
onder een volk, dat onder eene Godsregeering
ommiddelyk ftaan zoude. De Priesters en Lcviten
waren misfehien de voornaamite inzamelaars en
uitdeelers van de aelmoeslen en inkomften voor
de armen, als dc naaste Dienaars van Israels Ko
ning; fchoon zy de eenigfee niet waren.Dan
de berigten zyn te weinig, en de zaak voor het
tegenwoordige wegens eene geheele verandering
van huishouding, van een ganfeh anderen aart,
dan dat wy ons hier by zouden ophouden. Wy
kunnen egter niet voorby met een woord te mel
den, dat hoe zeer de byzonderhedenwelke in
het joodfche Land onder het onmiddelyk opzigt
van het Opperweczen plaatsvonden, ons buiten
ftaat Hellenom in alles de burgerlyke wetten,
waar naar dit volk in vreede en oorlog beftierd
wierdtover te neernenwy egter uit aanmerking
van de hooge wysheid van den wetgeeverderJoo-
den verplicht blyven, dat wetboek met behoorly»
ke aandagt te doorlezen, de redenen en oogmer
ken zoo veel mogclyk na te gaan en de lchikkin-
gen van den grootlten en besten aller vorsten naar
te volgen, in zoo verre zy op onze landen en vol
ken kunnen toegepast worden. Men vergunne
my zulks in dit geval met een voorbeeld op te hel
deren. Deutr. XV 4. wordt de inftelling van het
zevende jaar als een vryjaar niet alleen nader aan
gebonden mgar ook een van de dringende redenen
ge-