van hun plunje, die met hunne ziek makende ftof is bezwangerd (h), het geen op een kuil-fcbip niet kan gefchie- den. Wanneer zy hun vervolgens op het ruime veld der zee bevinden, by een ftyve koelte, by, of halver wind zei lende, zo komt men op het drie dek- Jchip voor, dat de wind niet op de lic- haamen der zieken ftaat; om dat men door het laten inloopen der loefwaard- fche kanonftukken de poorten toe maakt en de leywaardlche met de roosters en luiken open houdt. Op het kuil-fcbip zal het getal der zieken van somanfchap, mogelyk, al totover de honderd zyn toegenomen, waar door men buiten ftaat is, om al de zieken van de gezonden aftefcheiden. Voor de genen, die onder het half dek geplaatst zyn, laat men de loofe poorten om de loefwaardfche ftukken intezetten, de ley waardfche houdt men open. Onder het halfdek heeft men dan by S 4 aan- O. I. SCHEPEN. 279 (h) Men zie hier over de antwoorden op de vraag gedaan door het Zeeuwsch Genootfchap der weccnfchappen 1774 te Vlisfingen, over de fcb. malign, putrid, eesde deel.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1780 | | pagina 309