O. I. SCHEPEN. 327 kuil-fchip te doen zienin zulke en diergelyke omflandigheden. Nu zal ik, by tegenftellingde min dere gevaaren van een drie dek fchip, in zoo een omftandigheid zynde eerst befpiegelende en dan by bewys Proefondervindelyk aantoonen Men ftelle zig hier voor, een drie- dek-fchip, ook ruimfchoots met een opkomenden llorm zeilende, zoo als hier voor van het kuil-fchip is om- fchreeven, en ook genoodzaakt om de hevigheid van den wind zyne zeilen te verminderen, zoo dathetookinzynen voortgang vertraagt, en dus ook de van agter opkoomende zeeën niet kan ontwyken, en die dus op en over zyn fchip henen fcorten. Dog wat gevaar kan daar voor een drie-dek-fchip uit komen, dewyl het overftortende zeewater daar van zoo ras afloopt, als het op het zelve idort: men moet in zoo een geval maar zorge drei gen, dat het roosterwerk van het ho vende dek, behoorlykmetprefennings is digt gemaakt, zoo kan 'er geen zee water in het fchip komen, dat eenige fchade kan toebrengen. De eenige remarque zoude zyn, of X 4 dc

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1780 | | pagina 357