32$ W. UDEMANS OVER DE
de manfchappen, die op de wagt zyn,
en op het bovendekftaan, geen gevaar
meer onderhevig zyn, als op eenkuil-
fchipvan over boord door de zeeën
geworpen te worden; dog wie zal in
zoo een geval geen zorg voor zyn be
houd draagen, en zigaaneenigfcheeps
deel, of touwwerk vasthouden: ook
heeft men 'er tot heden nog geen blyk
van gezien, dat op een drie-dek-fchip
een grooter getal van menfchen daar
door zyn verongelukt, als op eenkuil-
fchipook heelt men daar van op een
drie-dek-fchip geen meer gevaar als op
een kuil-fchip, dewyl zoo een drie-
dek-fchip in de midden, daar het ge»
vaar plaats zoude hebbenmet een loop
hout of leuning is gemaakt, juist opae
hoogte van het boord, zoo als het op
het halfdek van de kuil-fcheepen is,
zoo als te zien is Plaat 2figuur 4 en
Let. S.
Als nu de ftorm zoo hevig koomt,
dat men in het geheel geen zeilen meer
kan byhouden, en dus door de ver
mindering van den voortgang de zeeën
niet kan ontwyken, zoo zal een voor-
zigtig zeeman ook wel met een drie-
dek-fchip bydraaijen, of op den wind
gaan