so l. bicker over 5, per ben ikgelyk uit myhé behan* deling blykt, volkoomen overtuigd, 3, en houde het zeer ongerymddat 5> men de Inenting zal aoen aan een jj gezondenen geeven den zieken aan 5> zyn noodlot over, Myne Waafnee- mingenin het vöorige Höófdftuk bygebragtmoeten een yder overtui- gen, dat, welk eene geheltenis iemant ook hebbede Inenting gefchieden kannamelyk als het gevaar Van be- firiet te worden, door éene algemee- hè Epidemie groot wordt. Ik fpree- to ke van gefteltenisfen en niet van ziektens, die hevig zyn zoo lang to dceze düurenmoet de Inenting uit- to gefield worden'' (h). Ik ben volko men van diezelfde gedagten, waaronl ikin de laatfte Epidemie niet ge- fchroomd hebongehelde onderwee peh in te enten en de ondervinding heeft my doen zien, dat de ingeente, gèiyk dé natuürlyke kinderpokkenfom- tyds tot een geneesmiddel verhrekken. Ik heb ingeënt een Jongetjeoud vyf jaaren j 't welk altoos aamborstig ge weest was, en van dit ongemakte ge- lyk cAiAPERsAanm. óvetde Inent. enz. Bladz. 42.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1780 | | pagina 446