26 L. BICKER OVER
derenals wel fommigen meenenmaar
dat vermoedelyk de meerdere of min*
dere prikkelbaarheid der zenuwen, en
van het gantfche gefteldie, door het
purgeeren, fomwyl te zeer vergroot
word'er geen kleene rol in fpeeit. Dat
het echter hoognoodig zy, tegen den
tyd der uïtbottinge voor den ftaat der
maag en ingewanden te zorgen, heeft
my byzonder geleerd het volgende ge
val.
Een Jongetje, oud 3 en een half jaa-
renzeer gezond en fterk't welk ik
den 19 Augustus des morgens ingeënt,
en vervolgens naar myne wyze behan
deld had, vond ik den sróften en dus
den 7den dag, 's morgens, ongefteld,
eenigzins koortfig, dorgeestig, en het
aangezigt opgezet; hy was des nagts
benaauwd geweesten had eenige trek
kingen gehad. Naar de oorzaak on
derzoekende, vond ik het te vroeg otn
deze ongefteldheid voor het begin der
uitbottingkoorts te houdende wondjes
te zigtbaareene konstige befmetting aan
duidende, om aan eene natuurlyke be
fmetting te denken en de 'tong te
fchoon om eene ongeftelde maag te
vermoeden, en dit te minder, om dat