DE KINDER POKJES. 55
dit opzigt, een aanmerkelyk voordeel
fchynt gewonnen te hebben dewyl die
uitilag dikwyls veel verlegenheid en on
gerustheid gebaard, en zelfs tot mis
bruiken aanleiding gegeeven heeft (t).
XVII.
Betrekkelyk de uitbotting zelve, heb
ik alle die verfcheiden- en onregelmaa-
tigheden waargenomen welken men
by de Schryvers, vindt aangeteekend.
Drie hebben alle blyken van befmetting
gehad, zonder uitbotting; de meesten
hebben zeer weinig pokjes gehadeeni-
ge weinigen zeer veel, in weerwil van
alle aangewende zorgenwaarom ik de
zen voor ongunltige geitellen gehouden
en gelukkig geacht heb, dat zy ingeënt
waren. In fommigen heb ik veele op
gekomen pokjes weder zien verdwynen
in anderen zyn zy opgedroogd, zonder
naauwlyks gezwooren te hebben. Ver
fcheiden heb ik behandeld, die eerst
den pden dag koortzig en ziek werden
en echter zoo wel den nden dag uit
botting krecgen, als anderen, die den
D 4 81ten
„ft) Zie dimsdale, Verhand, van de tegenwoor-
"Se manier vau Icëatinge, «iadz, 33.