DS KINDERPOKJES. 113 wyzevoorgaande ziekteenz. Zoo heb ik meermaal zeer erge en verderfe- lyke Kinderpokjes zien ontdaan m Lv« ders, die van dezelven aangetast wer den pas nadat zy uit eene Gal- of Rotkoortfe opkomen. Zoo verre is het'er af, dat k;nderengelyk de ge- meene man zich inbeeldt, die uit eene ziekte opkomengezuiverd en ge- fchikt zyn, om goedaartige pokjes te krygen. In eenigen heb ik eene kwaad- aartige Rotkoorts met de Pokken ge paard gezienenin dezen waren de zelven bloedig, zwartachtig, hier en daar met blaauwe, zwarte en gangre- neufe vlekkenfchoon in fommigen niet famenvloeijende, gepaard met bloedin gen uit neus, mond en piswegen, van een ontbonden bloed. Gelyk alles, wat in ons lighaam rotting voort brengt, de pokgisting vergroot, zoo fchynt ook het Pokgift zelf der rotting te begunstigen zoo niet te verwekken. HOFFMAN, LISTER, MEAD, HUXHAM en anderen hebben dit reeds, door waarneemingenbevestigd (r). 7. Eene gejchiktheid iet de zoogenaam- ru heel» H de (r) Vide VAjJ SWIETEN Comn. in H. BQERHAAVE Jtpho'u Tom. V. fag, 47*

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1780 | | pagina 549