DE KINDERPQKJES. 123 en hoeveel eerder moet dat gevreesde toeval gebeurenwanneer alle deze ge- vaarlyke omflandigheden famenloopen, en, wanneer, gelyk dan ook dikwyls plaats heeft, ten zeiven tyd, de hersfe- nen, of andere edele ingewanden, door het pokgift aangeitoken zyn Hoeveel gereeder ook moet het juist op dien tydgebeurenwanneer de krachten der Lydersdoor de langduurigheid en de hevigheid der ziekte genoegfaam geheel uitgeput zynen wanneer een rottige flaat van het bloedzoo dood- lyk voor ons leevensbeginfel, en eene hevige fcitterkoorts de leevenskrachten en werktuigen met geweld onderdrukken en, als 'tware, verflikken? Dit alles leert ons, dunkt: my, overtuigend, dat die gedugte ophouding der kwyling, op den elfden dagniet eene oorzaak inaar een wezenlyk gevolg is van de verflikkende longontfleekingwaar aan de Lyders dankort na dezelve fler- venof wel een blykeen teekendat de natuurhet moorddaadig pokgift het leeven in zyne eerfle flerktens aan tastende den ftryd opgeeft en de lee venskrachten voor de overmagt der ziekte bezwyken. 'c Is ookmeen ik daar-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1780 | | pagina 559