DE KÏNDERPOKJES. 133
dig minder gevaarlyk maakt, dat zy
een deel aandoet, 't welk geen naauw
verbandt met het leeven, noch op de
leevenswerkingen een onmiddelyken in
vloed heeft, en dat derhalven derzclver
plaatfelyke ontfteeking en verzweering
die docdlyke gevolgen niet hebben kun
nen, die door eene plaatfelyke befmet-
ting der maag, longen, enz. ontdaan,
XXI, 15, 16 en 36. De uitwendige
befmetting daarenboven brengt te weeg,
dat de gemaakte pokdof zich vryelyk,
en gemakkelyk in de huid plaatfen, of
door dezelve uitwaasfemen kanen dus
niet genoodzaakt word in het lighaam te
blyven hangen, en, op edeler deeien,
zich neder te zetten. Verder, de uit
wendige befmetting eene geringe pok
gisting, en weinig pokken voortbren
gende, veroorzaakt geen ontfteeking-
koorts, noch door de grootheid van
haaren prikkel, noch door de meenigte
der plaatfelyke ontdeekingen van de
huid, en verwekt ook geene Etter
koorts, door de groote hoeveelheid van
opgeflorpten etter, noch door de opge
houden doffe der uitwaasfeming. <5
XXI, 33. zy ontwykt derhalven ver-
fcheiden van de voornaamde oorzaaken
I 3 die