552 L. BICKER OVER
zeer hy overal de verkoelende genees-
wys en koude behandeling aan pry ze,
toont zich echter telkens bezorgden
vermaant, met opzet, dat men niet,
door eene te groote koude den Lyde-
ren onheilen aanjaage ten zeiven
tyd, dat men 'er de hitte in zyn bloed
door poogt te maatigen. Interim (zegt
hy) (h) non usque adeo nos illuc int ent os
esje oportetquo ebullitionem nimiam in
(anguine praeveriamusut aegrum Jrigo
ris injuriis exponendopustulamen erup-
tio knpeaialur, Gradus ille caloris ad
barum expuljtonem promovendam accom-
mo-daïisftmusnaturalis fit oportetatqm
ejusmodiquae car no/drum partium tem'
perïèi conveniatquicumque bunc exce-
ditaut ab eodem deficitutrimque pe-
rjculofus est. 5t Is buiten twyffel ook
om dat allesdat de Geneeskundigen
van alle tydenvan rhazes af, tot
boerhaave toe, en nog, eene vogtige
huid, en eene onbelemmerde uitv/aas-
feming voor een gunstig yerfchynfel in
deze ziekte gehouden hebben, Qito ma*
giszegt van swikten na de voor
deden eener vryë uitwaasfeming in
4fr
(h) SYDENHAM Opfr. Sfct. II. Cip. Z.
V - f7