aanmerkingen. 2 6g
dag, juist op een tyd, wanneer myne
aandagt bepaald wierde om de aanbid-
delyke grootheden van den Almagtigen
Schepper in de diepten der wateren
met verwondering te aanfchouwen
bevel, om 't fchip van binnen en bui
ten te reinigen en van de aangewasfe-
ne groene vuiligheden door fchrabben
te zuiveren. Dit hoorende, dat die
groene gewasfen vuiligheden genoemd
wierdenviel my aanflonds in gedagten>
dat de al goede en wyze God onder zy-
ne groote werken voorzeker geene vui
ligheden zoude gefchapen hebben:
daar hy niets zonder genoegzaame re
de en dan tot gewigtige eindcns, ter
volmaakinge van 't geheelal, heeft
voortgebragt, en dat dus deze plant-
gewasfen buiten tegenfpraak ook, hoe
gering dezelve in onze oogen mogten
Ichynen, tot een bepaald oogmerk en
nut zouden dienen. Dezelve naauw-
keurig befchouwendedagte ik, ofze
misfchien niet als. een heilzaam middel
tegen den fcorbut zouden kunnen ge
bruikt worden daar de groote Maaker
der Natuur ieder land, en dat in ieder
jaarfaifoen, juist metzulkevoortbreng-
felen bcvoorregt heeft, als meestdien-
ftig-