r2*p J. HARGER ANTWOORD
Zal men nu aan dit tweede inzicht
voldoenen wel om den voortgang
der garstige, galagtige en rottige ito!-
fente verbeteren en onder te bren
gen; zo moet men in aanmerking nee-
men, dat men zo zeer niet bedoelt,
die ziekte ftoffen, welke zich maar al
leen tot de maag en darmen bepaald
hadden, en hier nog waren blyven
hangen. Neen! wy bedoelen 'er
mede, wanneer door het geweld der
ziekte, kwaadaartige rottige ziekte
ftoffen, tot de tweede wegen aanvank*
lyk zyn overgebragt, en eene gelyk-
foortige verdunning en ontbinding in
bloed en vogten heeft verwekt.
Dan moet men, met omzichtigheid,
de groote werkzaamheid der zondi
gende ftoffe poogen te verkragten;
derzelver fchadelyke vermoogens,
door verbeterende en de rotting we-
derftand biedende middelen vernieti
gen en de edele ingewandenzo veel
mogelyk, tragten te befchermen.
Naar maate nu de ontbinding, van
bloed en vogten, in deeze Najaars-
koortfen plaats heeft, even zo zyn
ook de kragten der Lyders; en dit is
de reden waarom men foms zo veel
noo;