316 J. HARGER ANTWOORD
ten Nederlandsch Indiende Colo-
niën; of byzondere zeedienften, aller
dierbaast voorftel, de geleerde wae-
reld ter beantwoording voor te dragen.
Dan, hoe zwaar en zinryk ook dee-
ze taak my voorkwam, zo heb ik, de-
wyl my niets meerder, dan ons dier
baar Vaderland in 't gemeen; oost en
wester Coloniën, zeedienften en zee
lieden, in't byzonder, ter harte gaan,
my onderwonden, te beproeven, in
hoe verre het my mogelyk was, naar
den opgehangen eerenprys te dingen.
Men verlangt: een kortzaaklyk en
zekerst berichtdit is 'er ook maar
noödig, de wyl het lomtyds zal moeten
dienen, tot een handboekje, of rigt-
fhoerop de zeefchepenvoor zoda
nige Officieren als Heelmeesters, wel
ke door omüagtige betoogen, al ver
der van het fpoor zouden worden af
geleid.
Gemaks- en ordens-halvenzal ik
dit voorftel in agt deelen fcheiden.
EER-