332 J. HARGER ANTWOORD
en weder te gaan; hebben zy 't werk
dat geboden was verrigt, zy kruipen
óm de nattigheid en koude lugts-ge-
fteldheid, onder het half-dek; zy ont
duiken het oog der Officieren en
fchuiien tusfchen het gefchut, of hier
of daar in een hoek; of liggen zich ne
der op het dekop of agter een kist,
in hunne natte kleederen ais ingerold;
alwaar zy door den llaap bevangen
de fnerpenffie togten ondergaan, wel
ke zy dikwerf, ten.kosten van een
Zwaare ziekte moeten betalen, zo als
my de ervaaring geleerd heeft.
IV. Laaten wy nu eens zien, wan
neer een drie-dekker, gelyktydig met
een kuil fchipdoor llorm en hoog
fteigerende zeeën wordt beloopen,
welk Schip en Manfchappen 'er dan
liet beste aan is?
Op een drie-dekker haalt men 't ge-
fchut binnen, (ook wordt het wel op
zee langs het boord verzorgt) men
maakt het ^ast en fluit de poorten,
doch niet zelden kunnen de poorten,
aan de lyzyden van 't Schip, dan egter
open varen; het roosterwerk dekt
men geheel of ten deele met prefen
pingen, zo dat 'er evenwel een vryen
in-