3JO J. HARGER ANTWOORD
zen en dranken te onderhouden,
van het grootfte aanbelang.
Wy zullen, dewyl het overbekc
is, niet gewagen van fcheeps gewo(
randfoenen en fchaffing, die 'er beg
rig naar iskan zyn weetlust void:
vinden (w).
Maar zullen de fcheeps-fpyzen
dranken, aan het groot einde bei
woorden, dan moet men derzei
hoedanigheid en matigheid, niet
het oog verliezen.
De hoedanigheid van fpyzen
dranken, moet goed en niet onta;
bedorven, garftig, muf, befchimmf
noch met vuurige en Hinkende deel
of grimelende wormen bezet zyn.
Hoe keurig de fpyzen en dranl
op zich zelve zyn, de Zeeman m
de matigheid nimmer te buiten ga
om dat, met een woord, van a
dat men te veel gebruikt, niet
nadeel aan de lighaamen wordt t
gebragt.
'Er wordt ons bedunkens, al te
fpek en vleesch en te weinig Hokvis
op zee gegeten.
(w) lind door de wind vertaaldbl. 97 e«