OVER DE SCHEPEN ËN2. 43J
waar, men kan op zee zo niet was-
fchen en droogen, als aan de wal^
ook heeft de Zeemanover het alge
meen, zo veel verfchot van kleeding
niet, als wel anderen doch als men
wel willend is, kan 'er op zee, veel
ter zuivering der huisvesting, kleeding
en flaapplaatsverrigt worden, waar
om den Officieren, deeze zorg niet
genoeg kan worden aanbevoolen.
Om dan het tusfchen-deks, zuiver
te houden, moet dagelyks de aan-
kleevende vuiligheid, der onder-dek
ken gefchraptbygeveegdopge-
fchept, en buiten boord geworpen
worden; ook zou niet vreemd zyn,
om vooral de onder-dekken, met
droog zand te ftrooijen, om het aan-
kieeven der vuilnis te verhoeden; en
het zand als een opfiurpend ietszo
voor het fpeekfel als geftorte vogten
kan aangemerkt worden.
Zo het de nood niet vordert, moet
men nimmer de dekken, met zeewa
ter fpoelen, noch nat maaken, om
dat 'er geen genoegfaame tyd ter
drooging isen om dat een nat dek
de aankleeving der vuiligheeden zeer
feegunftigt.
Ee 2 Tm