zeer wel afhangen van de verfchillend-
heid van groei. Immers ik vind, dat
in fommige jaaren duizend planten wel
vyfduizend-, in andere jaaren, wanneer
men een flegten oogst heeft, naauw-
lyks vyfhonderd-pond uitleveren (b).
Ook zie ik, in myne overgezondene
Peperplantendat de korreis aan de
eene rist veel grooter dan aan de an
dere zyn.
't Gewas van de zwartedat dan
het zelfde is als van de witte Peper
reeds meer dan twee eeuwen bekend,
is rankachtig flingerende, gelyk de
Turkfche Boonen, en loopt, langs de
daar by geplaatlle ftaaken of boom en,
ter hoogte van vyftien of twintig voe
ten op. Het heeft groote, langwer
pig ronde, fterk geribde bladen, met
dikke fteelen, tegenover ieder van
welken doorgaans een tros of rist uit-
fchiet als van Aalbefiën, het welke
de Peperkorrels zyndie digt tegen
elkander zitten. Zodanig is het reeds
in 't Kruidboek van dodoneus uit de
werken van clusius, in afbeelding ge-
bragt, met byvoeging van een rist der
wit-
OVER DE PEPER. 607
(b) Verhandel, van V Bataviaasch Genootfchafi 5
J.II, deel,, Batavia 1781, bladz. 73.