UITLEGGING
TITELPLAAT.
D
DEB
e wysheid, fier gezeten op haar Tfcroon,
Befchouwt men in minf.rve's Wapenrusting
Doch, warsch van fabeldicht en va'fche Goön
Schept ze in gods boek haar grootfte zielsveriusting.
Twee Zuilendie 't gewelffef van haar Kerk
Aan d'eenen kant boowkunftig onderfchraagen
Vertoonen't zeeuwscn en vlissings wapenmerk.
En WILLEMS beeldwien 't werk wordt opgedragen,
Doorluchtig Hoofd van onze Maatfcbappy
Die, fchoon noch in heur zwakke en kindfebe jaaren,
Hem d'Eerfteling heur's arbeidsvlug en bly
Voor de oogen brengt, met lust ora voort te vaaren.
De Tafel met den Voorgrondryk bedekt
Met Tekenfcbets van Kunst en Wetenfchappen
En 'c Vergezicht, dat ginder d'aandacht wekt
Ter zyde van Gordyn en tempeltrappen,
Getuigen, dat de weetzucht, vlyt en lust,
Door de Eer gefpoordaan Zceiands verfte paaien
In onze Vest noch niet zyn uitgebluscht:
Men tracht door nut 'er mede een'ibyj te haaien.
Handhaving van den Godsdienst en het Recht
Geneesbehulptot fteun van 't menschlyk leven
't Natuurboek door Gods hand ons voorgelegd
't Natuurboek, door zyne Almacht zelf befchrSven
De Meetkunstin haar takken ruim verfpreid
De Schilderkunstzoo fix in kleur en trekken
De Puikmuzykdie harten opwaarts leidt
Haar Zusterdie de dofheid zelf kan wekken,
't Vermogen om door 't helder Spiegelglas
Het Starrenheir aan 'tmenschlyk oog te klemmen,
Of door behulp van Graadboog en Kompas
Op verren tocht een dolle zee te temmen;
Hifloriekunstdie 't oude in 't nieuw herfchept,
Die munt cafteen van vroeger eeuw doet tuigen,
Die honing zelfs uit bittren alzem lept,
En uit vergift weet artzeny te zuigen,
En wat zich meer liet ichctzcn op de print,
Zyn beeldfpraak van het doel, waarheen wy trachten.
Is 't werk gering? wie deugd en wysheid mint,
Heeft eindelyk op zyn' arbeid vrucht te wachten.
Dus huwt m'iu 't ryk van onzen Waterleeuw
De Scheepvaardy met de oefening der verilanden.
Der braaven gunst zal by den noesten Zeeuw
Den yvergloed noch fterker doen ontbranden.
J. J. BRAKS.