156 cörnelis terne, over de
verkwistend noch gierig zvn. Wat hier
van ook zyn mag, het is genoeg, dat
wy getoond hebben dat andere Geloofs-
belyderszonder het begraven in hun
ne Kerken, middelen gevonden heb
ben om hunne Kerken te onderhou
den. Die zelfde middelen en fpaarzaam-
lieid zou men, myns bedunkensook
kunnen gebruikenom de Gerefor
meerde Kerken te onderhouden; en
wie durft 'er aan twyfrelenof men zal
'er ook zoo welals bv andere Gezind
heden, milde Voedfterheerenonder-
derhouders en yoorftanders aantreffen.
Dit doch is een zaak, die van zelfs
Ipreektdat elk, die zich tot «en Kerk
gemeenschap begeeft, tot welkers in-
fuandhouding zekere kosten vereifcht
worden, zich ftilzwygende verbindt,
tot het draagen voor zyn aandeel in d e
kosten, voor zoo verre zyn vennoo-
gen zulks toelaat; mits alle onnoodi-
ge uitgaven en verkwistingenzorgvul
dig vermyd worden, uit welke bronnen
die ook mogten voprtvloeijen. Of zyn
wy thans zoo verbasterd en ontaard van
onze braave Voorouders, die niet alleen
hun tydlyk beftaan voor den waaren
Godsdienst veil haddenmaar ook lyf
en leeven opofferden, om de zuiverheid
van