DE BEGRAVINGE ENZ. 11$
A ltans het Genootfchap heeft niet konnen
bef!uiten, uit hoofde dier onzekerheid, de eene
of de andere van deeze twee ftukken, in aan-
merkinge te neementot het toewyzen van den
prys, ais buiten lftaat zynde, over de -waare re-
den van deeze ge!ykheïd% naar waarheid te oor
deel en. Echter heeft het zelve ten nutte van het
gemeen, wel wiilen gebruik maaken van eenige
byzonderhcdenwelke deeze beide gefehriften
't zy afzonder lyk of beide te faamen hebbenen
in de gekroonde Verhandelingen of nietof im
mers niet cp die -wyze worden aangetroffen.
De derde Verhandelingheeft het Genootfchap
zeer behaagden fchoon 'f geen daar in bevae
was, voor 't meest in de gekroonde Verbande»
hogen wordt gevonden, is deSchryver, (uie
O 4 ge-
Of dat de twee Verhandelingen waren hin
ders van denzelfden Vader doch op eene ver»
fchillende wyze uitgedofcht en op onderfcbei-
de tyden afgezonden, wei-ligt om zoo twee-kans*
Jen te hebben; in vermoeden, dat deBeöordee»
Jers de Oorfpronglyke -wezens trekken niet zou
den konnen onderkennen. Ten waare, zoo
de opfteller van beide de ftukken dezelfde wa
re, hy het laatfte als eene -verbetering van het
eerfte, met intrekkinge van het eerfte, had wil
len toezenden: doch daar van is geen blyk
geweest.
Of dat iemand welke des Schryvers opgeftelde ge-
Ichreeven Verhandeling als vriend, had geiee-
zen, die, buiten deszeivs weeten, ter kwaader
trouweeenigzins bad verhanfeld en zoo als
eigen werk aan 't Genootfchap gezonden, om
ook met een's anders vederen gedektnaar den
prys re dingen.