NATUURKUNDE. 6f 22» zelfs hebben de misdagendie in dezen fom~ Wylen uit voorbarigheid begaan wordenhunne nuttigheid, bl. 24. De gevolgtrekkingen uit waarnemingen afgeleidtbanen den weg tot Voir- deriilg in de natuurlyke wetenfchappenhetgenö door voorbeelden word gedraafd, bl. 26. En vatl hoevdel belang is in dezen de redeneerkunde? btt. 37. ja het is, uit hoofde van 'smenfchen geftcld-1 heidonmogclykom de gevolgtrekkingen te veb> lochenenvooral in een' ervaren' wysgeerja deeg is ten duurden daartoe verplicht: bl. 46. doch dié gevolgtrekkingen moeten uit reeds gemaakte waar nemingen en proefondervindingen alleen afgeleidt Worden, bl. 53. Danen dit is het tweede deel der vraag; hoeverre mag men daarin Voortgaan? Niet verder, dan de gevolgtrekkingen onmiddelyk uit de reeds gemaakte waar- en proefnemingen voortvloeijenbl. 62. Vooral word hier omzich tigheid gevorderd in de gevolgtrekkingendoor anderen gemaakt; bl. 73. gelyk ook ten aanziet! Van natuurlyke oorzaken, die daardoor zondert ontdekt zyn. bl. 75. Nimmer mag men verdef gaan, dan eene gezonde redeneerkunde toelaat! bh 82. Eu dit geeft aanleiding, om 131 algemeens re gelen voor te (tellenop welken menby het ge-* volgtrekken uit waar- en proefnemingenmoet acht geven. bl. 89. Gefluit, bh 114—1170 -He antwoord op dezelfde vraagi doof y, pap dk faoaras.IV. Deel, bh 1x8—3184 Tot E ih*

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1786 | | pagina 139