Y V O O R. ï§9
der olifantstanden, bh 356, De besten komen
van de kust yan Guiné. bh 365. liierop [telt de
fchryver zyne gedachten voor pver het gegraven
yvoor, en de groote tanden en beenderen, in de
noordelyke deelen van Europa en Amerika opge
dolven 5 beweert, met hunter, tegen de bue-
fon p'aubentongmel1n sloake dat de-
zelven niet van olifanten zyn; bh 366: en wystden
waarfchynlyken oorfprong dezer misvatting aans
bh 371. hy verfchilt echter ook van den cerstge-
noemden fchtyverals welke die tanden toefchrvft
aan een onbekend dier, waarvan het geflacht zou
de uitgeltorven zyn terwyl hy dezelven houdt
voor tanden van een groot zeedier, misfchien de
i-iammoüth van Siberiëdat hetzelfde is inct het
zeepaard-en 't gene men den waterolifant,
tnag noemen, bh 374. Dan verhaalt hy, hoe het
inftinct van den olifant gelegenheid gegeven hebbe,
tot het gebruik van zekere gom(zeer veel gcly-
kenis hebbende naar de Arahifche gomtegen he
vige buikpynen en buikloöpen; bh 381. gelyk ook
tot zeker zout, naar aluin eenigszins fnuikende;
als een middel tegen het vergift: bi. 383. Dat 'er
meer foortgelyke geneesmiddelenen tegengiften
door beesten zyn ontdektword verder geftaafd
bh 385. En, na een kort bericht van hel bal fa-
mum antmaebh 387. word deze verhandeling
bellotenmet een verhaal van het gebruik, dat de
Negers van den drek der olifanten maken: bh
Z. ZAND-