148 ZEEP. ZEER. ZEËS. ZEEV. ZEEW*.
zeiver gefteldheid befchryft, en in eene plaat af-
teekent: hl. 281. dan fielt hy derzelver trapswyze
groeijing, als zyndé nog nier waargenomen wat
uitvoeriger voor. kl. 291—302.
ZEERADERD1ERTJES. Zie Zecïnfecten.
ZEERUPS: of zëepisseJjed. Zie Zee'infectenen
wel in het Ferdere bericht aangaande verfcheidene
derzelven.
ZEESLAKJE. Zie Zeeinfect: Kq 1. en 2.
ZEEUWSCH genootschap der wetenschappen
te vlissingen. Zie Genootfchappeiié
ZEEVARENDEN. Hóe best te zorgen voor der
zelver gezondheidten aanzien van hunne huis
vesting kleedingfpysen drank P Zie Schepen
derzelver houwingbetrekkelyk de gezondheid enz.
ZEEWORM. Waarneming van eenen Oostindi-
fchen zeeworm door martinus slabber*
I. Deelhl. 387393. Dit dier, dat tevens in
plaat naauwkeurig is afgeteekendheeft (volgens
deszelfs befchryving veel gelykheid met onze
paalwormenen fchyntdoor eene dubbele rei
van vierendertig harde gouden tandenhetzelfde
te verrichten; als de paalwormen door de twee
fchulpenuit welken derzelver kop beftaat.
Zie