a A A R D R Y K S K U N D E. onder de aandacht moet houden; bl. 467. begint dé Schryver met het woord pR aardeen on derzoekt, in hoever het eenig licht over de II. Landbefchryving kan verfpreidenby welke gele genheid hy aanwyst, dat het veelmalen eene aarde beteekent, die u>o',est en ledig is: bl. 472. van hier, dat het eene wilde en woeste zandvlakte, en wel het woeste Arabië, te kennen geeft; I. icon. 1X-: 18. hl. 487. gelyk ook jes. XVI: 1. hl. 491. wan neer tevens over de levenswysen rykneid in vee vooral in fchapenvan de Nabatheën en Kedarenen gehandeld wordhl. 497. het gene aanleiding geeft tot opheldering van jer. XL1X: 30. hl. 522. waar na de vorige draad (.de verklaring van jes. XVI: 1.) word vervolgd: en ondertusfchen onderzocht, of het Selahg der Nahatheën hetzelfde zy met dat der Edomiten waartegen gewichtige bedenkingen worden ingebracht: hl. 533. Hierop gaat de Schry ver over tot ps.'CVI: 27. en CVII: 3. hl. 539. het gene hem aanleiding geeft tot opheldering van ps. LXVIII: 11. bl. 541. en van exod. XIV: 3. bl. 5ge. gelyk ook van job 17. en II2. hl. 560. Inmiddels word job XII: 8. toegelicht; en tevens aangewezen, hoe luisterryk de fchepfelen in deze barre zandwocstyncn\getuigenis geven van hun nen Schepper: hl. 569. waarna job XXXVII: 13. word opgehelderdhl. 575. Endaar het land der belofte ook in vele plaatfen zandig was, word hier uit matt. VII: 26. en luc. VI: 49. bl. 584. job IV: 19. hl. 585. ps. LXXII: 16. hl. 587èoo. opgehelderd. Ver-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1786 | | pagina 74