iO6 C. KAYSER ANTWOORD OVER
daar dan uw magt, uwe voorfpoed^
van den bloei der Zeevaart afhangt,
zoo vordert uw eigene welvaart zoo
wel, als de pligt van liefde tot uwen
evenmensch, en de zoo verhevene
deugd van dankbaarheid, dat gy denkt,
om den, in den dienst van dit Land,
afgevaaren of gebrekkig geworden
Zeeman, die de grootlte gevaaren,
tot voordeel of befcherming van het
zelve, getart heeft; dat gy dien, thans
onbekwaam tot eenig werk, waar door
hy zyn afgemat of verlemd geraamte,
de nodige onderfteuning zoude kun
nen verzorgendat gy dien ongeluk-
kigen licfderyke armen opent, en hem
de weinige, noch voor hem over zyn-
de jaaren, dat onderhoud en die rust
geeft, om welke hy, dikwerf zynen
ganfehen voorledenen leeftyd, te ver
geefs gefwoegd en gezucht heeft. Het
zy dan verre van ons, dat wy eenige
twyffelingen zouden voedenof 'er in
deeze Provintie een genoegzaam getal
lieden gevonden worden, die in wel
denkendheid, edelmoedigheid en mild-
daadigheid, voor hunne medelandge-
nooten, ik zwyge, van voor den uit
landeren, niet zouden moeten wyken.
Nee-