140 J. F. MULLER ANTWOORD
Bankgeld gevallen. De koophandel
van beiden leedt hier door veel.
Hier uit volgt dan dat geen Sou-
verain den prys der geldfpecie wille
keurig kan verhoogenzonder zich
welven en deszelfs onderdaanen te be-
nadeelen. Hoe weinig of veel het
different ook wezen moge, de Wis-
lelcours zal dat gewaande voordeel
onmiddelyk doen verdwynen: deeze
is de juifte balans, welke op het min-
fte verfchil overffaat. Nochtans kunnen
'er omftandigheden wezen, waar door
een land voor een korten tyd op de
wisfelcours kan verliezen of winnen.
Dit hangt af van een meer of minderen
trek yan gelddan 'er goederen uit- of
ingezonden worden. Dus zal de wis
felcours van een land 5, 6 en 8 per
Cent kunnen daalen wanneer de
Vorst drie of vier Millioenen buiten
s'lands negotiëert, en die per wisfel
laat overkoomen; of een land dat
s'jaars tien Millioenen aan producten
en voortbrengfels van nyverheid uit
levert, en daartegen maar negen Mil
lioenen van buiten nodig heeft te trek
ken, zal de wisfelcours altoos inzyn
voor-