158 J. F. MÜLL£R ANTWOORD
dus winnen zy altoos op de Nederlan
den; dit is de rede, dat hunne Geld-
fpeciën in die Provinciën niet kunnen
jblyvenwyl men zyne vreemde Buu
ren altoos met hunne eigene Munt be
taald, en noch inlandfche Specie by
moet geevenom den onderlingen
Koophandel, hoe klein ook, te veref
fenen.
Groot kan deeze hunne Commer
cie, met derzelver vreemde Buuren,
nooit worden, om dat deeze laatflen
hunne behoeften meestal direct uit
Holland ontbiedenwaar door voor
die vier Provinciën de gelegenheid
wordt afgefneeden, om actief met der
zelver vreemde Buuren te konnen han
delen. Immers is 'er in geene van die
Provinciën eene genoegzaame buiten-
landfche Negotie; zy zyn genoodzaakt
hunne behoeften daar van zelfs uit Hol
land te trekkenwelke weg voor die
vreemde Buuren even gemakkelyk
openftaat niet alleen, maar de gelegen
heden daar toe ook daadelyk hebben,
en dus niet in de noodzaakelykheid
koomen, zoodanige goederen uit de
binnenlandfche Provinciën te trekken.
Indien 'er eene gegronde vrees yoor
ge-