276 a. 'sgravezande over eene
Dus verre het verhaal van Matthew.
<J. 8. Laat ons nu Marcus en Lucas
daar mede vergelijken. Marcus H. 2:
i12, enLucas H. 5: 1726, v.eyhaa-
len, even als Mattheusde geneezing
van een en geraaktengepaard met de
vergeevinge zijner zonden, en gezuiverd
van de bedenkinge der Schriftgeleer
den. De verhaalen der drie Euange-
listen koomen, in het weezen deezer
gebeurtenisfe, volmaakt overeen. Doch
daar Matt heus alleen kortelijk het zaa-
lelijke opgeeft, verhaalen Marcus en
Lucas verfcheide verzeilende om ft an-
dighèdendie Mattheus heeft verzwee-
gen, echter geenzins ontkend. Boven
dienbeide Marcus en Lucas verhaa
len dit geval van den geraakten, in een
geheel ander tijd verband, dan Mat
theus. Bij Mattheus is het geboekt
na den Gadareenjchen togtdoch bij
Marcus en Lucas lang voor denzel-
ven. En wel het naaste volgende, op
de geneezinge of reiniginge van eenen
rnelaatjchenfchoon niet op het zelfde
tijd flip dier reiniginge. Want Marcus
H. 140—45, die reiniging verhaald
hebbende, laat H. 2: 1 en 2 volgen:
Ende na [fommige] dagen is bij wederom