neemendie ik te voorenals het begrip
van de Heeren burman hartman en
Doddridge, op't voetfpoor van augus-
TiNUSen CHEMNiTius, hebbe opgegee-
ven, dat de roeping eens Tollenaars,
en de maaltijd aan deszelfs huis, niet
op één en denzelfden dag zij gefchied
dan volgt daar uit, dat dezelve geen
volflrekt onmiddelijke tijdhegting met el
kander hebbenoffchoon zijna el
kander, onmiddelijk zijn geboekt. En
nader ingezien zijnde, blijkt genoeg
zaam klaar, (volgens 1823.) voor
eerst dat men twee kleiner gefcbiedfcba-
kels heeft, die als betrekking tot eikan
deren hebbende, eene groot ere fchake-
ling uitmaaken. Dat de eer/Ie derzel-
ve de geneezing van den geraakten
en de roeping des Tollenaars, en dus
het voorfte gedeelte van de t'faamenge-
voegde verhaalen(volgens Marcus 2
1—14) voor de Gadareenfche reis zij
gebeurd; maar dat de tweede fchake-
ling, bevattende den maaltijd, en de
gefprekken(onder welkers tiveede]divns
zich opdeed,) na de Gadareenfche
reis zij voorgevallen, zoo als het door
Mattheus ook aldaar is geplaatst. En
(zoo het mij toelchijnt) wordt daar
DEEL. V door
SCHIJNSTRI$D IN MATTH. IXl--l6. 305